Participatiewet en de tegenprestatie

29 november 2019

Vorige week verscheen de eindevaluatie van het SCP over de Participatiewet, met harde conclusies. De Participatiewet is in de huidige vorm een mislukking en moet fundamenteel op de schop. Ondanks de economische groei is het nauwelijks gelukt om meer mensen uit de bijstand aan een baan te helpen. Voor mensen die voorheen terecht konden bij de sociale werkvoorziening is het perspectief op blijvend werk zelfs verminderd. Staatssecretaris Tamara van Ark (VVD) onderschrijft de belangrijkste conclusies en wil de problemen ferm aanpakken door het verplicht stellen van de dwingende tegenprestatie voor mensen in de bijstand. Een maatregel waarvan SCP-directeur Kim Putters stelt dat deze niet bijdraagt aan het vinden van werk. De maatregel is een blijk van wantrouwen richting een kwetsbare groep mensen, die voortkomt uit de stigmatiserende en ideologische misvatting dat bijstandsgerechtigden niet willen werken. Niet willen werken is niet aan de orde, nog niet kunnen werken wel.

Als reactie hierop schreef het Centrum voor Lokaal Bestuur samen met Gijs van Dijk en wethouders Greet Buter, Carine Bloemhoff, Arjan Kampman en Yasemin Cegerek bijgevoegd opinieartikel.

Met de verplichte tegenprestatie van het kabinet is echt niemand geholpen
De Participatiewet voldoet niet aan de verwachtingen en moet fundamenteel op de schop. Die conclusie mogen we na de deze week verschenen eindevaluatie van het SCP wel trekken. Ook staatssecretaris Tamara van Ark (VVD) heeft de rapportage gelezen. Jammer genoeg deed ze dat alleen niet zo goed. Want hoewel ze de belangrijkste conclusies onderschrijft en ferm aankondigt om de problemen aan te pakken, kiest ze voor het verplicht stellen van de dwingende tegenprestatie. Een dwangmiddel en verplichting, waarvan SCP-directeur Kim Putters, juist expliciet stelt dat die niet ‘bijdraagt aan het vinden van werk’. Werkgevers zitten nu eenmaal niet te wachten op mensen die verplicht worden om iets te doen wat ze niet willen.
Tijd voor een andere manier van denken, zou je zeggen. Maar helaas schiet het kabinet in de Pavlov reactie van wantrouwen. Wantrouwen in de gemeenten die blijkbaar een schop onder de kont nodig hebben en alleen met een dictaat uit Den Haag van de Participatiewet een succes kunnen maken. Maar het is vooral een blijk van wantrouwen richting de kwetsbare groep mensen, die het vaak niet makkelijk heeft, wel wat liefde kan gebruiken, maar die je in de ogen van het kabinet alleen met een dwingend paardenmiddel als de tegenprestatie in beweging zou kunnen krijgen.
Een aanname die eerder voortkomt uit stigmatiserende en ideologische misvattingen, dan uit de praktijk. Want wie bij ons in de gemeente rondloopt en met de mensen, die al lang zonder werk zitten, praat, ziet het tegenovergestelde. ‘Niet willen’ is nauwelijks aan de orde, ‘nog niet kunnen’ wel. In tegenstelling tot het hardnekkige en misplaatste VVD-cliché van de thuis op de bank zittende en niet vooruit te branden bijstandsgerechtigde is een groot gedeelte van de mensen in de Participatiewet al mantelzorger of doet men heel nuttig en waardevol vrijwilligerswerk.
Maar en hier ligt een andere belangrijke denkfout van Van Ark: voor veel van deze mensen, die maatschappelijk al van waarde zijn, is de afstand tot de arbeidsmarkt – op dit moment – simpelweg te groot. Zij kampen met fysieke gezondheidsproblemen, zitten in de schulden of verkeren mentaal in zwaar weer. Deze groep help je niet door ze bestraffend toe te spreken en verder te korten op hun toch al schamele inkomen, maar wel door ze met vertrouwen tegemoet te treden, in een persoonlijk en motiverend gesprek te kijken waar de problemen en mogelijkheden liggen en op basis daarvan een intensief, langdurig en doelgericht traject te beginnen.
Persoonlijke begeleiding, waarbij het doel het vinden van blijvend werk op de reguliere arbeidsmarkt kan zijn. Maar niet hoeft te zijn, want ook met betere begeleiding zal de reguliere arbeidsmarkt voor een groep onbereikbaar blijven. Als gemeente willen we ervoor zorgen dat al onze inwoners op hun manier van waarde zijn.
Dat bereiken we niet met dwang, maar met vertrouwen. Niet door papier te prikken, maar door samen het sociale isolement te doorbreken en met buurtbewoners een stukje te gaan wandelen. Niet door achter ieder verkeerd ingevuld formulier kwade bedoelingen te zien, maar door met beter welzijnswerk samen de achterliggende problemen te lijf te gaan. Niet door koste wat kost op zoek te gaan naar een tijdelijk en slecht betaald dienstverband, maar met het bieden van een basisbaan (denk aan een conciërge op de basisschool), waar iemand met een afstand tot de arbeidsmarkt thuis én maatschappelijk van grote waarde is.
Als gemeente ondersteunen we daarom sociale ondernemingen in onze regio en kijken we met reguliere werkgevers naar wat zij nodig hebben om mensen die langdurig in de bijstand zitten, wel in dienst te nemen. Zelf geven we het goede voorbeeld door als gemeente mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een vast contract aan te bieden en door in ons inkoopbeleid voorrang te geven aan sociale ondernemingen.
Help ons als kabinet daarbij en kom met gerichte aanpassingen in de Participatiewet, die gemeenten de mogelijkheid geven om lokaal naar de beste oplossingen te zoeken. Bied werkgevers met een eenvoudigere loonkostensubsidie de duidelijkheid die ze nodig hebben om arbeidsgehandicapten in dienst te nemen, en vul het achtergebleven gat van de sociale werkvoorzieningen met nieuw op te richten sociale ontwikkelbedrijven in, zodat de beschutte werkplekken wel gerealiseerd kunnen worden.
En kabinet: vergeet vooral het verplichten van de vaak totaal contraproductieve tegenprestatie. Wanneer Van Ark haar zin krijgt, zijn we als gemeente verplicht een heel bureaucratisch en duur systeem van wantrouwen op te tuigen, waarvan we nu al weten dat het niemand verder helpt. Onze schaarse middelen zetten we liever positief en productief in.